En la estación In het station
Quisiera un billete de ida Ik wil graag een enkeltje
Un billete de ida y vuelta Een retourtje
¿De qué vía sale? Van welk spoor vertrekt hij
Sale del andén 3 Hij vertrekt van perron 3
¿Es directo? Is het een directe verbinding?
Tiene que hacer transbordo U moet overstappen
El tren tiene retraso De trein heeft vertraging
Un retraso de media hora Een vertraging van een half uur
¿A qué hora llega? Hoe laat komt hij aan
Sale a las ocho Hij vertrekt om acht uur
Hay descuento para estudiantes? Is er korting voor studenten?
Hay que pagar suplemento? Moet je toeslag betalen?
¿Dónde tengo que bajar? Waar moet ik uitstappen?
¿Cuánto dura el viaje? Hoe lang duurt de reis?
¿Este asiento está reservado? Is deze zitplaats gereserveerd?
De weg wijzen
5 minuten te voet 5 minutos andando / a pie
Aan het eind van de straat al final de la calle
Achter detrás
Afslag salida
Bocht curva
Brug puente
Daarna luego / después
Dan entonces
De eerste/tweede/derde straat la primera/segunda/tercera calle
De stoep acera
Derde tercero/a
Dichtbij cerca (de)
Eerst primero
Eerste primero/a
Eindbestemming destino final
Het zebrapad el paso de cebra
Inrijden entrar en (en coche)
Kerk iglesia
Kruising cruce (el)
Kruispunt intersección
Laan avenida
Links af a la izquierda
Naast al lado (de)
Om de hoek a la vuelta de la esquina
Ongeveer aproximadamente
Op de hoek en la esquina
Oversteken cruzar
Parkeerplaats aparcamiento
Plein plaza
Rechtdoor todo recto
Rechts af a la derecha
Richting en dirección a
Rijden conducir
Rivier río
Rotonde rotonda, glorieta
Stoplicht semáforo
Straat calle
Tamelijk bastante
Tegenover enfrente (de)
Tweede segundo/a
U gaat door tot sigue hasta
U gaat langs pasa por
U gaat va
U neemt toma
U slaat af gira
Ver lejos (de)
Verkeersboord señal de tráfico
Vierde cuarto/a
Vijfde quinto/a
Volgende siguiente
Voor delante de
Voorbij más allá de
Voordat antes de
Weer, opnieuw otra vez, de nuevo
Winkel tienda
In een hotel / gebouw
In een hotel / gebouw En un hotel / edificio
Aanwijzing indicación
Afdeling departamento
Bagage equipaje
Beneden abajo
Benedenverdieping planta baja
Boven arriba
Deur puerta
Directie dirección, gerencia
Gaat u rechtstreeks langs vaya directamente por
Gang pasillo
Hierlangs por aquí
Komt u maar sígame
Lift ascensor
Magazijn almacén
Met de lift naar boven gaan subir en ascensor
Met de roltrap naar beneden gaan bajar por la escalera mecánica
Om de hoek a la vuelta de la esquina
Ontvangstzaal sala de recepción
Receptie recepción
Roltrap escalera mecánica
Secretariaat secretaría
Trap afgaan bajar la escalera
Trap opgaan subir la escalera
Trap escalera
Vergaderzaal sala de reuniones
Volgt u de pijl siga la flecha
Opbellen Llamar por teléfono
¿Dígame? Zegt u het maar
Dígale Zegt u tegen hem/haar/u
Soy Elena Rodríguez Ik ben Elena Rodríguez
¿Lo comprende? Begrijpt u het?
Sí, lo comprendo Ja, ik begrijp het
¿Cómo dice? ¿Perdón? Hoe zegt u? Pardon?
Perdone no le comprendo Pardon, ik begrijp u niet
¿Qué dice? Wat zegt u?
Digo que…. Ik zeg dat
Usted habla demasiado deprisa U praat te snel
Hable más despacio por favor Praat langzamer a.u.b.
Perdone Neemt u mij niet kwalijk
Repítalo por favor Herhaalt u het a.u.b.
Lo repito Ik herhaal het
¿Lo puede repetir por favor? Kunt u het herhalen a.u.b.
Escuche Luister u eens
Le escucho Ik luister naar u
Mire Kijkt u eens
A ver…. Even kijken
Me gustaría…… Ik wil graag/ Ik zou graag willen…….
Quisiera…….. Ik wil graag/ Ik zou graag willen…..
Klimaat el clima
Hace | Hay | Andere werkwoorden |
Buen tiempo –
lekker weer Calor – warm Frío – koud Mal tiempo – slecht weer Sol – zon Viento – wind |
Nieve – sneeuw
Nubes – wolken Rayos de sol – zonnestralen Tormenta – onweersbui, storm |
Granizar – hagelen
Helar – vriezen Llover – regenen Nevar – sneeuwen Nublarse – bewolkt worden Relampaguear – weerlichten Tener calor – het warm hebben Tener frío – het koud hebben Tronar – donderen |